Naar Index Vliegveld Lelystad MER plichtig ?

Jurisprudentie

 

Afd. bestuursrechtspraak Raad van State 4 mei 2005

Aanwijzingsbesluit vliegveld Lelystad m.e.r.plichtig

 

Vindplaats
www.raadvanstate.nl, ABRvS 4 mei 2005, 200408054/1

Regelingen
Luchtvaartwet
Besluit M.e.r.
Awb

Casus
Heel kort samengevat:
In een PKB is de ontwikkeling tot business-airport van vliegveld Lelystad vastgelegd (19 mei 2004). Dit pkb voorziet ook in verlenging van de start- en landingsbanen en vergroting van een geluidszone.
De ontwikkeling vindt in twee fases plaats.
De exploitant van het vliegveld heeft net voor de vaststelling van de PKB laten weten dat de tweede fase niet rendabel is. Hij heeft de betrokken staatssecretarissen verzocht om het aanwijzingsbesluit te herzien en op de lange termijn (voorlopig) af te zien van de implementatie van fase 2. Het PKB is desondanks vastgesteld en bekendgemaakt.

Het bestreden ' A-besluit' van 23 augustus 2004 van de staatssecretarissen V & W en VROM (verweerders) geeft uitvoering aan de eerste fase. Dat hield in:
- aanwijzing luchtvaartterrein
- vastlegging geluidszone voor de kleine luchtvaart
- gebruik luchtvaartterrein voor burgerluchtvaartuigen met een max. startgewicht van 6000 kg.
- de vaststelling van een geluidszone (Ke-zone) voor de grote luchtvaart.

Het bestreden besluit is een herziening, nadat de Afdeling het eerste besluit had vernietigd (5 november 2003, 2004/176, M en R 2004, 42, 43, met noot K. Jesse).
De Afdeling heeft in deze eerdere uitspraak al bepaald dat de ontwikkeling van vliegveld Lelystad voor de toepassing van het Besluit m.e.r. (wijziging 1999) dient te worden gezien als één samenhangende activiteit. Er had een MER gemaakt moeten worden.

Appellanten zijn van mening dat ten onrecht geen MER is uitgevoerd.
Verder hebben verweerders niet opnieuw een hoorzitting georganiseerd, voordat een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift is genomen, na vernietiging van de eerste beslissing op bezwaar (BOB) door de Afdeling. De belangenvereniging was wel voor de eerste BOB gehoord.

Rechtsvraag
1. Geldt er nu geen m.e.r.-(beoordelings)plicht, omdat er geen zicht bestaat op een verdere ontwikkeling (tweede fase) van het vliegveld?
2. Had de vereniging opnieuw gehoord moeten worden?

Uitspraak
1. Het bestreden aanwijzingsbesluit geeft geen gevolg aan de eerdere uitspraak van de Afdeling. Het pkb is vastgesteld ondanks het verzoek van de exploitant van het vliegveld om van de tweede fase af te zien. De totale ontwikkeling van vliegveld Lelystad moet nog steeds worden gezien als één samenhangende activiteit. Het besluit is genomen in strijd met art. 7.27 Wet milieubeheer (geen m.e.r. toegepast).

2. Op grond van artikel 7:2, eerste lid Awb moet belanghebbende worden gehoord voordat een beslissing op het bezwaarschrift wordt genomen. Er is niet bepaald dat opnieuw moet worden gehoord als een nieuwe BOB moet worden genomen nadat een eerder besluit is vernietigd door de rechter.
Op grond van art. 7:9 Awb moet belanghebbende worden geïnformeerd en eventueel gehoord over nieuwe feiten of omstandigheden die na het horen zijn gebleken.
Na de uitspraak van de Afdeling is de conclusie van verweerders (opnieuw) geweest dat er geen m.e.r.-plicht bestond. Hierover had de belangenvereniging opnieuw gehoord moeten worden.

Commentaar auteur
1. De staatssecretarissen zijn hard terecht gewezen door de Afdeling, omdat ze de m.e.r.-plicht alweer hebben proberen te ontduiken, al is de motivering nieuw.
Ook al zal de tweede fase van de ontwikkeling van vliegveld Lelystad nooit worden uitgevoerd, en is het bestreden besluit op zich niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, toch moet de totale ontwikkeling van het vliegveld als één samenhangende m.e.r.plichtige activiteit worden gezien en had voor dit besluit een MER uitgevoerd moeten worden.

2. Het valt op dat appellanten opnieuw gehoord moet worden, terwijl het standpunt van verweerders eigenlijk niet veranderd is. Appellanten zijn echter niet gehoord over de mededeling van de exploitant van het vliegveld, dat de tweede fase van ontwikkeling van het vliegveld voorlopig niet aan de orde is.
Een bestuursorgaan moet dan ook steeds, voor het nemen van een beslissing op een bezwaarschrift, beoordelen of het nodig is om belanghebbenden (opnieuw) te horen over nieuwe feiten en omstandigheden.

Zie ook uitspraak van dezelfde datum, ABRvS 4 mei 2005, 200500871/1, Milieuvergunning agrarier Neder-Betuwe, waar belanghebbende niet is geïnformeerd of gehoord over verklaringen die na het horen door een derde zijn afgelegd. Besluit vernietigd wegens strijd met art. 7:9 Awb.

Aanvullend commentaar werkgroep
Als het bestuursorgaan een ruimtelijk besluit zelf aanmerkt als een besluit dat onderdeel uitmaakt van een groter geheel van andere besluiten (bijvoorbeeld in de vorm van een pkb met uitvoeringsbesluiten), dan oordeelt de rechter strenger over de m.e.r.-plicht, dan als het gaat om een op zichzelf staand besluit.